"Kijk," zegt de vriendelijke verhuurder van mijn vakantiehuisje, als hij me langs zijn eigen grote witte villa naar het hutje in de achtertuin brengt waar ik de komende dagen zal logeren. "Daar aan de andere kant van de weg is het kleine bosje. En als je dan nog wat verder loopt kom je in het grote bos. Ja, je kan eindeloos wandelen hier."
Ik kan niet wachten. Weken heb ik naar dit weekend uitgekeken: na een tijd van werkstress en veel drukte in mijn hart, wordt dit mijn cadeau aan mezelf. Een paar dagen alleen, met een goedgevulde koelkast, muziek, een virtuele stapel boeken op mijn e-reader, films op de laptop. En het bos om te bewandelen.
Waterfles en boterhammen met kaas in de rugzak en daar ga ik. De weg oversteken, langs het kleine bosje. En dan snap ik de kaart niet meer. Rechtsaf onder de snelweg door? In de verte zie ik flatgebouwen. Een spoorlijn met nergens een oversteekpunt.
Ik hou een paar fietsers aan. Ze zien er erg local uit, maar turen naar mijn kaart alsof ze geen idee hebben waar we zijn. "Ja, je kan hier wel onderdoor hoor. Gaan wij ook zo doen,", zegt de man. Maar als ik vraag of ik dan in het grote bos kom, zie ik hem twijfelen. "Waar wil je naar toe dan?" vraagt zijn vrouw. "Ik wil nergens naar toe,", zeg ik. "Ik wil gewoon wandelen." Ze fietsen verder en ik draai toch maar om, bang om straks tussen de hoogbouw terecht te komen, en loop terug. Rechts de snelweg, links iets wat eruit ziet als een bos, maar waar ik niet in kan, omdat er een hek voor staat. Mijn 'ik ben alleen op vakantie euforie' begint een beetje weg te zakken. Dit was niet wat ik me had voorgesteld. Ik zou tussen de hoge bomen dwalen en verdwalen, in de stilte, met zelfs een vleugje onrust of ik de weg naar huis nog wel zou vinden. Kilometers maken, mezelf uitputten, het hoofd met elke voetstap een beetje leger vegen.
Een jogger passeert me en ik vraag: "Hoe kom ik in dat bos?" "O, dan moet je nog wel een heel stuk verder lopen. Daar bij het viaduct kan je erin." Het viaduct is een vage grijze streep in de verte. "Waar moet je naartoe dan, uiteindelijk?"
"Ik wil helemaal nergens heen! Ik wil gewoon naar het bos, en wandelen zonder uitzicht op voorbijrazende auto's! Daarvoor ben ik toch niet uit Amsterdam naar de provincie gekomen!"
Dat zeg ik niet. Ik geef het op. Ik wandel terug naar het kleine bosje. Het bosje dat niet groot en niet wild genoeg was. Het bosje waar ik onmogelijk in zal kunnen verdwalen.
Daar wandel ik een uur kriskras over alle paadjes. Ik eet op een bankje in de winterzon mijn boterhammen op. Ik weet dat ik precies een half uur van mijn vakantiehuis verwijderd ben en dat is eigenlijk best een fijn gevoel. Een mevrouw met een hond loopt langs en zegt: "Nou, dat is genieten he?"
Het is verbazend wat je ziet, als je stil zit. Wat er gebeurt in dit kleine stukje bos. Het roodborstje, de kleine kleurige vogeltjes waar ik de naam niet van ken. Het tegenlicht in de lichtbruine blaadjes die nog aan de kale takken kleven. Het riet dat weerspiegelt in het water, de bomen die naar de hemel reiken met lange armen in een zwart en kronkelig kantpatroon. Het mos op de boomstronken, gifgroen en fluweelzacht. De eekhoorn die langs schiet, het geluid van de bonte specht die met zijn snavel tegen een boom tikt.
Morgen ga ik terug naar dit bosje. Dan zal de zon niet schijnen, dan zal alles grijs zijn en een beetje mistig misschien, met miezerregen. Alles zal er anders uit zien. Alles wacht erop om door mij bekeken te worden.
No comments:
Post a Comment